
Witte angst
Witte angst
Vanochtend las ik een krant. Een pagina ging over David Bowie. De artikelen daarna gingen allemaal over terreur en geweld. Over aanrandingen in Keulen, een uitspraak van premier Rutte die de lezer eraan herinnert dat ‘zíj zich moeten aanpassen en dat wíj in Europa toch echt beschaafde mensen zijn’, over opgedoken beelden van de aanslagen in Parijs en over gepaste alertheid bij het zien van tassen die ‘in deze tijden waarin iedereen een beetje zenuwachtiger is dan normaal’ zijn achtergebleven op stations.
Ik wierp een blik op mijn medereizigers die dezelfde krant lazen. Hun gezichten stonden gespannen. Het moment deed me denken aan een middag in Addis Ababa. Niet lang daarvoor had de Somalische rebellengroep Al Shabab een aanslag gepleegd in een groot winkelcentrum in buurland Kenia waarbij 67 doden vielen. Dat Al Shabab ook Ethiopië was binnengedrongen, was een gegeven van algemene bekendheid. Een geplande aanslag was op het nippertje verijdeld. In de wandelgangen hoorde ik dat de terreurdreiging extra groot was in Bole Michael, de Somalische wijk waarin ik werkte.
Op die betreffende middag waaraan ik vanochtend terugdacht, liep ik samen met mijn tolk Imad over straat.
“Wat is er Maria?” vroeg hij. “Je ziet er gespannen uit.”
Ik vertelde hem wat ik had gehoord over de terreurdreiging in Bole Michael.
“Oh dat,” zei hij. Ondertussen keek hij naar de auto’s die over de drukke weg reden die we zouden oversteken.
“Klopt, Al Shabab is in Bole Michael,” zei hij terwijl hij me een duwtje in mijn rug gaf zodat ik mijn pas niet zou vertragen.
“Kijk, zie je die man daar?”. Hij knikte naar een jongeman aan de overkant van de straat. “Hij is een terrorist van Al Shabab. Iedereen weet dat.”
“Maakt dat je niet bang, Imad?” vroeg ik.
Hij lachte.
“Nee Maria, ik ben niet bang. Wij Somaliërs zijn niet zoals witte mensen, Maria. Witte mensen zijn snel bang. Maar Afrikanen zijn niet zo snel bang.”
Wat hij zei was dan wel net zo polariserend als de uitspraak van premier Rutte, er zat een kern van waarheid in. Onder blanke expats werd er voortdurend gesproken over terreur, terwijl ik er nog geen Somaliër of Ethiopiër over gehoord had.
“Hoe komt dat Imad?” vroeg ik.
“Ik zal het je uitleggen Maria,” zei hij. “Er is een verschil tussen witte mensen en Afrikaanse mensen. Witte mensen maken zich vooral druk om de dood. Maar Afrikaanse mensen maken zich geen zorgen om de dood, want in de dood zijn er geen zorgen. In het leven wel. Veel zorgen zelfs. En nog een verschil: witte mensen controleren de omstandigheden, Afrikaanse mensen controleren hun angst.”
“Kom we gaan koffiedrinken,” zei hij.
De straat waren we inmiddels overgestoken. We namen plaats in een café op de hoek van de straat. Aan de tafel naast ons zat een jongeman. Het was de man die Imad zojuist had geïdentificeerd als terrorist van Al Shabab. Ik glimlachte naar hem. De man glimlachte terug.
Er lag een krant op tafel. Ik sloeg hem open. Het ging over belangrijke exportdeals, investeringen van buitenlandse bedrijven en de verbeterde kwaliteit van melk.
De ober lachte en Imad nipte ontspannen aan zijn koffie. De man van Al Shabab deed hetzelfde.
Het was een mooie wereld daar in dat café op die straathoek van Addis Ababa.

Klik hier om je antwoord te annuleren.